De Roemeense Campagne maakte deel uit van de militaire acties aan het Balkanfront tijdens de Eerste Wereldoorlog, met Roemenië en het Russische Rijk tegen de Centrale Mogendheden. De gevechten vonden plaats van augustus 1916 tot december 1917 in het grootste deel van het huidige Roemenië, met inbegrip van Transsylvanië, dat toen deel uitmaakte van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk en Zuid-Dobroedzja, vandaag de dag een deel van Bulgarije, tijdens de oorlog een lid van de Centralen, is.
Roemenië stapte in de oorlog aan de kant van de geallieerden in een poging om Transsylvanië, een gebied met een Roemeense etnische meerderheid, maar onder Hongaars bestuur, bij hun land te voegen. Ondanks aanvankelijke successen en de Roemeense wilskracht leden de Russisch-Roemeense strijdkrachten zware verliezen, en tegen het einde van 1916 bleef enkel nog Moldavië onder geallieerde controle. Na een aantal defensieve overwinningen zag Roemenië zich echter door de Russische Revolutie (waardoor Rusland uit de oorlog stapte) gedwongen om ook een wapenstilstand te sluiten. Op 10 november 1918, een dag voor de Duitse wapenstilstand, en op een moment dat alle andere Centralen reeds gecapituleerd hadden, besloot Roemenië de wapens opnieuw op te nemen. Tegen die tijd waren er 220.000 Roemenen gedood, wat neerkomt op ongeveer 6% van het totale aantal slachtoffers van de geallieerden.